Breinrot
Maandag 04 Mei 2009 in categorie Grijze Golfslag
Van buiten af bezien was het een kleine, vrolijke stoet die mijn vader naar het verpleeghuis bracht.
Ik duwde zijn rolstoel.
Het was mooi weer, we probeerden het luchtig te houden.
Daarom hadden we mijn moeder nog maar niet meegenomen.
Mijn zuster en mijn vrouw maakten grapjes met hem.
Als hij ze niet begreep, deed hij alsof.
Hij maakte ook grapjes met ons.
Die wij dan weer niet altijd begrepen, maar ook wij deden dapper alsof.
Hij zwaaide als een vorst op rijtoer naar voorbijgangers, maar ze zwaaiden lang niet altijd terug. Ze waren bezig met hun eigen dingen.
Misschien als we hadden geroepen 'Hij gaat vandaag naar het verpleeghuis', hadden ze wel even de moeite genomen om terug te zwaaien.
Zo aardig zijn de meeste mensen wel.
Maar we riepen niets, want dan hadden wij moeten huilen.
Inwendig was het een droeve stoet. Het doet toch erg veel pijn om een demente vader van 98 jaar naar het verpleeghuis te moeten brengen. Vooral omdat hij een klein jochie in een oud verschrompeld lichaam is geworden, dat argeloos de scheiding van vrouw en thuis tegemoet rijdt.
Het zat er al een tijdje aan te komen. Maar een week geleden raakten de zaken in een stroomversnelling toen hij zijn pols brak.
Ik ging met hem naar het ziekenhuis, waar we een hele middag zaten voor twee fotootjes en een gipsverband. Kosten noch moeite zijn gespaard in dit land om een kwalitatief hoogstaande gezondheidszorg op poten te zetten. Dusdanig hoogstaand, dat de afdeling 'Spoedeisende Hulp' ook daadwerkelijk in staat is om een incontinente en demente oude baas van 98 binnen de recordtijd van drie uur met spoed te helpen.
Die middag was hij moeilijk te hanteren geweest.
Onvermijdelijk moest hij een keer naar de wc.
"Ik moet plassen."
Ik reed hem in zijn rolstoel naar het invalidentoilet.
"Wat doe ik hier? Wat is dat?"
"Dat is een wc. Je moest toch plassen?"
"Ik moet helemaal niet plassen!"
Ik probeerde niet te zuchten en we verlieten het toilet. Er verstreken tien minuten.
"Ik moet plassen!"
"Daarnet bracht ik je naar de wc en toen hoefde je niet..."
"Nou, dan pis ik wel in mijn broek."
"Ik moet even kijken of die dokter er al aankomt. Want dat zul je dan net zien, dat hij uitgerekend komt als wij naar de wc zijn... Nou ja, laten we maar gaan dan."
"Ik heb al in mijn broek gepist."
Dat is om mij te sarren. Gelukkig draag hij een incontinentieluier.
Op zulke momenten is het belangrijk te blijven focussen op het beeld dat je bewaart van de vader zoals hij vroeger was. Anders verdraag je de zieke vader van nu niet meer. De vader met 'breinrot', zoals ik zijn dementie noem. Ik stel mij voor dat delen van zijn hersens zijn verdwenen, gewoon zijn weggerot.
Wat er drie minuten geleden gebeurde weet hij niet meer. Wel dingen van vroeger. Hoewel hij al één derde van zijn leven met pensioen is, kunnen we roddelen over zijn collega's van destijds.
Zijn wereld is ineengeschrompeld. Hij probeert er greep op te houden. In huis wijst hij de dingen aan en verklaart dat ze van hem zijn, dat hij ze heeft gekocht. Ook als ze niet van hem zijn.
Hij spookt 's nachts door de kamers en plundert in de keuken de koelkast. Hij eet al het broodbeleg op. Of zoals laatst een heel paasbrood. Daarna vergeet hij dat hij heeft gegeten.
"Hebben we niets op brood?" vraagt hij de volgende morgen verontwaardigd.
Hij ziet vreemde mensen in huis en waarschuwt mijn moeder dat ze niemand moet vertrouwen.
Er waren studenten die een grap met hem wilden uithalen. Maar gelukkig had hij dat in de gaten, het was maar goed dat hij zo goed oplette, ze waren in de slaapkamer. Hij ging kijken, slofte achter zijn rollator aan. Op de terugweg struikelde hij, kwam in de gang ten val en brak zijn pols.
Dat was in meer dan één opzicht een breekpunt. Het betekende dat hij zichzelf niet meer kon aankleden, niet meer met zijn rollator mocht lopen en zijn eigen kont niet meer kon afvegen. Het werd nu echt te moeilijk om hem nog langer thuis te verzorgen.
Vanaf het eerste moment aanvaardde hij het verpleeghuis wonderwel. Hij kreeg meteen al soep en at die met smaak op. Na het eerste etmaal vertelden de verzorgsters dat het net leek alsof hij er al maanden zat, zo voelde hij zich thuis.
Al die jaren was ik bang geweest voor het moment dat ik mijn vader naar een verpleeghuis zou moeten brengen. Ik had drama's verwacht, want bij de vorige verhuizing had hij aanvankelijk erg moeilijk gedaan.
"Ik ben een oude man, die doe je zoiets toch niet aan!"
Maar nu zie ik hem toch wat opleven, hij loopt rond, kletst vrolijk met je, gaat zowaar naar een muziekuitvoering op Koninginnedag, gaat met ons in de tuin zitten en eet een taartje.
De andere mensen op zijn afdeling zijn nog meer in zichzelf gekeerd dan hij. Een man loopt alsmaar door de gangen, komt van tijd tot tijd als een zombie zwijgend bij ons staan en vertrekt dan weer. Een vrouw herhaalt hele conversaties uit een ver verleden. Verderop wipt iemand onafgebroken met haar been. Weer een ander ligt de hele dag op de loer om uit de gesloten afdeling te kunnen ontsnappen.
Het is een gezelschap in verschillende stadia van ontluistering, maar ze schijnen desondanks weinig last van elkaar te hebben.
Daar hoort mijn vader nu ook bij.
Af en toe voel ik vinnige golfjes van verdriet en medelijden in mijn borst aanspoelen. Het huilen staat mij dan nader dan het lachen. Het gebeurt op de momenten dat mijn vader serieus tegen mij converseert over allerlei kleine en simpele dingen, als een jochie dat de wereld nog moet ontdekken. Dezelfde wereld die hij juist geleidelijk is kwijtgeraakt.
Ik besef dat mijn vader nu het gezin van vroeger heeft verlaten, dat hij verder van mij weg staat, zowel geestelijk als fysiek.
"Ik komt hier nooit meer uit," zei hij gisteren nog tegen mijn moeder. Maar hij leek erin te berusten, er niet werkelijk onder te lijden. Voor zover hij het niet gewoon vergat. Het was de enige opmerking die hij maakte over zijn nieuwe situatie.
Uitgerekend mijn vader is de enige van ons die zich niet terneergeslagen voelt. Zijn humeur lijkt erop vooruit gegaan.
Ik moet dan maar proberen daar blij om te zijn.
Tweet |