De baby en het dierenrijk
Zaterdag 17 Januari 2015 in categorie Persoonlijke notities
Samen met Zijne Kleine Koninklijke Hoogheid (ZKKH) verken ik via boeken en speelgoed het dierenrijk zoals dat zich openbaart aan de kleine baby's van deze wereld. Ik val van de ene verbazing in de andere. Hij niet, hij staat voor alles open.
Ik stond er nooit bij stil, maar het dierenrijk voor baby's verschilt aanmerkelijk van het dierenrijk voor grote mensen. In het dierenrijk voor baby's en peuters hebben de dieren allemaal mensennamen, hebben ze felle kleuren en kunnen ze knisperen, kraken, piepen, rammelen en bellen. De duurdere kunnen ook muziek voortbrengen als je in bepaalde lichaamsdelen knijpt.
De kleine kreeg een leuk speeldier met de naam Bill de Bever. Buiten gehoorsafstand van de moeders dopen baldadige vaders hem direct om tot Bill de Beffer. Ik ben één van die vaders. Een beetje gedoseerde platvloersheid is eigen aan het vaderschap. Daar heeft de fabrikant rekening mee gehouden. Het sleept je erdoorheen.
Bijna alle dieren zijn in mijn optiek ernstig misvormd en of verkleurd. Het zijn bovendien dikwijls dieren die niet voorkomen in de eerstelijns belevingswereld van het kind, nee, het zijn de giraf, de leeuw, de tijger, de aap, de krokodil en de olifant. Voor kinderen in Zuid-Afrika is het feest der herkenning, voor kinderen in Europa een miskleun. O, en laten vooral de beer niet vergeten, een dier dat nauwelijks nog voorkomt in Europa en in Nederland al helemaal niet.
Veel speelgoed verwijst ook graag naar dieren op de boerderij: de koe, de kip, het schaap. Terwijl voor menig stadskind de boerderij net zo ver van zijn ledikantje is als de eerder genoemde jungledieren. Om de één of andere reden komen de poes en de hond er maar bekaaid af. Ook negeert men de duif, de mus, de merel, het kauwtje en de spreeuw. Terwijl die toch veel vaker door zijn blikveld fladderen.
Om dit gemis aan biologische basiskennis wat te compenseren kocht ik een alleraardigst speelgoedhondje. Zijne Kleine Koninklijke Hoogheid is namelijk druk doende met kruipen en dit hondje zwalkt uit zichzelf blaffend, grommend en piepend door de kamer. De makers van de hond stellen zich voor dat ZKKH daar dan achteraan kruipt.
Dit bleek een foute veronderstelling. Bij het eerste reutelend motorgeluidje van de hond trokken bij ZKKH de lipjes naar beneden en begon hij angstig te krijsen. Dat komt er nu van wanneer de literatuur zo'n kind vertrouwd maakt met de verkeerde dieren! Ik had dus beter een olifant in de kamer kunnen zetten, die had hij zonder morren geaccepteerd. Of ik had een schroefboormachine kunnen kopen, want daar gaat hij net zo van janken. Dan had ik er tenminste zelf nog wat aan gehad. Nu zit ik met een volslagen onbruikbare hond.
Misschien hebben we de verkeerde boekjes gekocht en gekregen. Misschien hadden we ons moeten beperken tot Nijntje. Of Dikkie Dik. Of Woezel en Pip. Maar dat vind ik dan weer van die tot op het bot vercommercialiseerde dieren. Je moet er als ouder tenslotte ook nog enigszins achter kunnen staan.
Voor wie een beetje tekenen kan is het segment van peuterboekjes blijkbaar een goudmijn. Klieder een dier met rare kleuren, plaats hem in de jungle of op de boerderij, loop zijn vriendjes langs en klaar ben je. De tekst hoeft eigenlijk nergens op te slaan. Want of ik ZKKH nu boekjes in het Nederlands of in het Hebreeuws geef, hij vind ze allemaal even prachtig om mee te gooien.
Vorige week maakte ZKKH kennis met de kat van mijn zus. Ik had de grootste moeite hem uit te leggen wat voor schepsel het was. Ik had immers geen voor zijn leeftijd geschikte documentatie om op terug te vallen. Nee, deze is echt! Kijk maar, er hoeven geen batterijen in!
Ik was eigenlijk allang blij dat hij niet begon te janken toen de kat miauwde. De centrale vraag bij dit alles is: waarom moeten de dieren in de peuterboekjes er per se anders uitzien dan in werkelijkheid? Zijn de echte dieren niet leuk genoeg?
Tweet |