Amerikaanse verkiezingen voor dummies

Dinsdag 04 November 2008 in categorie Politiek & Maatschappij

Amerika kiest vandaag de 44ste president van de Verenigde Staten. Dat kiezen van een president doen ze sinds 1789.
Volgens de kieswet uit 1789 moeten de presidentsverkiezingen plaatsvinden in een jaar dat door vier deelbaar is en dan ook nog op de dinsdag na de eerste maandag in november. Op dinsdag, omdat er op de eerste maandag van de maand overal de rechtszittingen werden gehouden en de hierbij betrokken notabelen toch wél in de gelegenheid moesten zijn om te stemmen. De keuze voor de maand november was een tegemoetkoming aan de boeren, die tegen die tijd de oogst binnen hadden.

Wat een beetje ondersneeuwt in het mediageweld, is dat de Amerikanen hun president niet rechtstreeks kiezen, maar indirect. De feitelijke verkiezing gebeurt 41 dagen later door de 538 kiesmannen (m/v).
Bevolking te dom om te kiezen
Elke staat heeft een aantal kiesmannen dat is gerelateerd aan het aantal inwoners. Dit systeem is indertijd bedacht omdat men de bevolking te dom of te slecht geïnformeerd vond om een verantwoorde keuze te kunnen maken. Er zijn staten met weinig kiesmannen en staten met veel kiesmannen. Daarom zegt het weinig wanneer een kandidaat wint in een groot aantal staten. Het gaat om het totale aantal kiesmannen dat hij achter zich krijgt. Dat moeten er minstens 270 zijn (de helft plus 1). Wanneer de kandidaat in een staat wint, verovert hij daarmee doorgaans de stem van alle kiesmannen in die staat en het aandeel van de verliezer vervalt: the winner takes it all.

Van sommige staten is het vooraf wel duidelijk wie er gaat winnen. Zo is Texas van oudsher een republikeins bolwerk en kunnen de democraten Californië bij voorbaat in hun zak steken. De staten waar de uitslag voor beide partijen onzeker is, worden de swingstates genoemd.

Door het ouderwetse systeem van kiesmannen is de 'grootste democratie van de wereld' een stuk minder democratisch dan men pretendeert. Een staat moet minimaal drie kiesmannen hebben. Hierdoor zijn kleine staten relatief in het voordeel. In een dunbevolkt gebied als Alaska vertegenwoordigt één kiesman 104.000 inwoners. Maar in Arkansas vertegenwoordigt één zo'n kiesman maar liefst 840.000 inwoners. Een kiesman in Alaska heeft dus verhoudingsgewijs acht keer zo veel invloed op de keuze van de president.

Gecombineerd met het principe van 'the winner takes it all' kan deze 'democratische' verkiezingsmethode tot droevige resultaten leiden. Dat hebben we kunnen zien in het jaar 2000, toen Al Gore en George Bush om het presidentschap streden. George Bush had uiteindelijk maar 47,9 procent van de werkelijke stemmen, Al Gore had 48,4 procent.
Bij directe verkiezingen was Al Gore dus president geweest. Maar door het indirecte systeem kreeg George Bush 271 kiesmannen achter zich en Al Gore maar 267.

Verrassingen zijn vannacht dus nog helemaal niet uitgesloten...


Bronnen: ZDF en NOS.

Tags: