De vermicelliboom
Zaterdag 11 Oktober 2003 in categorie Klein Proza
Toen bij mij als peuter een zweem van logisch denken ontwaakte, dacht ik dat de wind er was doordat de bomen bewogen. Ik had deze conclusie getrokken op basis van de bevinding dat er ook wind was als ik met mijn handen wapperde. Daarin zal ik niet de enige zijn geweest.
Het eerste prentenboekje hielp mij uit de droom. De wind komt van een wolk. Deze wolk heeft de vorm van een hoofd met blazende bolle wangen en wijd opengesperde ogen.
Mijn grootvader was volgens de overlevering niet van het idee af te brengen dat vermicelli aan vermicellibomen groeide. Jammer genoeg was hij al dood voordat ik leefde. Anders hadden wij onze wereldbeelden kunnen combineren. Dan hadden wij samen kunnen gissen hoeveel wind vermicellibomen maken als ze met hun slierten in de rondte slieren.
Ik informeerde bij mijn moeder waar mijn opa was gebleven. Vermoedelijk in de hemel, antwoordde zij. En omdat zij de volgende vraag al aan zag komen, voegde zij eraan toe: ergens achter de sterren. Vanaf dat moment richtte ik mijn blik regelmatig onderzoekend omhoog en ontdekte dat er boven het dorp altijd meer sterren stonden dan boven de stad. Dat was verstandig geregeld, want de stad had al genoeg licht van zichzelf.
Thuis waren wij heiden, maar ik moest naar de Christelijke school. Die was om de hoek en altijd goed voor de algemene ontwikkeling, vond mijn vader. Dat bleek juist, want ik verwierf er al direct nadere kennis omtrent de hemel.
In de hemel verbleef de Lieve Heer en van daaruit keek hij op ons neer. Door te bidden konden wij met hem communiceren en dit diende met gesloten ogen te gebeuren. Dit leek mij nogal onbeleefd, want mijn moeder zei altijd: “Kijk me aan als ik tegen je praat!”
Maar de juffrouw mepte met de kaartenstok wanneer je gluurde, dus dan in hemelsnaam maar met de ogen dicht.
Ook vroeg ik mij af waarom ik bij het bidden mijn opa niet te spreken kreeg. Opa was tenminste familie, die hele Lieve Heer kende ik niet eens en vertrouwde ik dan ook niet erg. Maar ik durfde de juffrouw niet te vragen hoe zij zo zeker wist dat hij geen kinderlokker was... Want daar werd ik destijds dagelijks voor gewaarschuwd, voor kinderlokkers.
Nu ik groot ben is mijn wereldbeeld nog nauwelijks minder plat. Het journaal bepaalt wat er gebeurt en waar het gebeurt. Ik kan niet zien of zich elders nog iets ernstigs afspeelt, want kennelijk wil men dat ik daarvoor mijn ogen gesloten houd. Wanneer Bagdad de beeldbuis in beslag neemt, is de honger elders blijkbaar over, is het plotseling vrede in Jeruzalem en groeien de vermicellibomen tot in de hemel.
Toevoeging (2012): Onlangs kwam ik erachter dat de BBC in 1957 bij wijze van 1 aprilgrap een documentaire had uitgezonden over de spaghetti-oogst. Heel veel mensen trapten erin. Vermicelli, spaghetti, het ontloopt elkaar niet zoveel. Het was dus niet zo raar dat mijn grootvader (en waarschijnlijk velen met hem) al voor de oorlog zoiets dacht.
Verscheen eerder bij literair tijdschrift OpSpraak
Tweet |