een rat aan de vergadertafel

Maandag 27 Februari 2006 in categorie Waargebeurde verzinsels

Wij kregen een nieuwe interimmanager op ons dak. Dit hadden wij pas in de gaten toen het boven ons hoofd begon door te buigen en te lekken. Vreemde oekazes en verordeningen druppelden van bovenaf op ons bureau. Die moesten allemaal strikt worden opgevolgd en nageleefd, want van nu af aan moest alles anders. De toon was resoluut en voortvarend. Tegenspraak werd niet geduld, laat staan inspraak. Het roer van de oude bedrijfscultuur moest radicaal om, zoveel was duidelijk.

Op een dag liep hij de afdelingsvergadering binnen, tijdens het voorlezen van de notulen. Hij zette zich aan het hoofd van de tafel en in één moeite door aan dat van de afdeling. Op de afdeling zelf had hij zich nog nooit vertoond. Hij had niet eens een eigen bureau. Dat was ook niet nodig. Hij was 'financieel specialist' en nu dus de baas. Van iets waar hij geen verstand van had. Hij spreidde met een theatraal gebaar zijn armen en sprak gewichtig: "Jullie moeten mij voeden!"
Scepcis straalde uit tien paar ogen in zijn richting.
Onder de vergadertafel gingen tien paar hakken in het zand.
Iedereen zweeg afwachtend, leek zijn woorden te proeven: wij moesten hem 'voeden'. Hij declareerde ongetwijfeld een paar honderd euro per uur vanaf het moment dat hij 's morgens zijn tuinhek achter zich dichtklapte. Maar toch moesten wij hem nog 'voeden'. Waarmee?

Wij namen hem eens goed in ons op. Hij was mager en zat krom. Zijn krijtstreeppak slobberde om zijn lijf. Als hij opstond moest hij zijn pantalon wat ophijsen en de foute stropdas om zijn kippennek aansjorren. Het spitse rattensnuitje met de kromme neus durfde eigenlijk niet goed de tafel rond te kijken, de confrontatie aan te gaan met de afwachtende blikken. Hij was maar de slippendrager, de hielenlikker van de interimdirectuur in de ivoren toren. Zijn uitnodiging om hem te voeden was in dat licht bezien volkomen logisch. Maar zoiets bedoelde hij natuurlijk niet. Wij hadden hem door en hielden onze mond.

Hij was degene die ons over een paar maanden allemaal zou ontslaan, ons zou verraden. En iedereen wist dat. In een oorlog zou hij onmiskenbaar fout zijn geweest.
Een enkele dappere probeerde voorzichtig en aarzelend iets meer over hem te weten te komen dan alleen zijn naam. Wat deed hij precies? Wat was zijn opleiding?
Maar dat was niet van belang, vond hij.

Wij wisten genoeg. Hij was een boekhouder, zo eentje die het edele métier een stoffig en saai aanzien gaf. Wij zagen hem in onze minachtende fantasie gepest worden op school, zich met zijn rekenmachientje door de avondschool ploeteren, zich kontkruipend opwerken bij het organisatiebureau dat hem uiteindelijk hier detacheerde. Aan het hoofd van onze vergadertafel, aan het hoofd van onze afdeling. Om ons straks allemaal te kunnen ontslaan. Nu was zijn tijd gekomen.
Bijna zagen wij vergenoegd trillende rattensnorhaartjes onder zijn neusvleugels groeien. Zijn wraak smaakte zoet, deed hem alweer verlangen naar het volgende bedrijf dat naar de kelder ging. Dat was zijn domein, de kelder.

Tags: