bijbelse vertellingen

Donderdag 28 April 2005 in categorie Waargebeurde verzinsels

Toen het opperwezen het gedrag van de mensheid weer eens helemaal zat was besloot hij voor straf de wereld onder water te laten lopen. Het hele zootje moest verzuipen. Behalve Noach, want die was altijd braaf geweest. Noach kreeg daarom van hogerhand opdracht een boot te bouwen voor zichzelf en zijn gezin. Zo konden zij de komende zondvloed overleven. Bovendien moest hij op het schip van elk dier een mannetje en een vrouwtje meenemen. Dan kregen die de kans zich later weer fijn te vermenigvuldigen. Zij konden er tenslotte ook niets aan doen.

Nadat hij de benodigde bouwvergunning had geregeld ging Noach aan de slag. Volgens bestek moest het gevaarte honderdvijftig meter lang, vijfentwintig meter breed en vijftien meter hoog zijn. Een mammoettanker was er niks bij, maar het staat in de bijbel, dus het is waar. Tevens staat geschreven dat Noach al zeshonderd jaar oud was. Niettemin schijnt de krasse doehetzelver de klus te hebben geklaard. De schuit was op tijd gereed.
Vervolgens joeg Noach het hele beestenspul erop. Hij wist niet of daar ook nog een vergunning voor nodig was, maar hij gokte er maar op dat dit niet hoefde.
De wereld moet destijds een stuk kleiner zijn geweest, met slechts enkele dieren, want anders was dit natuurlijk allemaal niet te doen geweest.
Noach had nog wel wat vragen. Zoals: of de vissen ook mee moesten.
Nee, natuurlijk niet, bijgoochem!
Met dat opperwezen viel niet te spotten, dat was duidelijk.
Noach waagde nog te informeren hoe lang die rondvaart ongeveer ging duren. Nou, hij moest toch al gauw rekenen op een jaartje of wat.
O, maar dan wil ik wél iets te roken inslaan!
Ja, opschieten dan, want zometeen gaat de kraan open!

De plaatselijke tabakstent was echter al dichtgeritst en dus graaide Noach inderhaast lukraak wat zaden uit de achtertuin. Dan maar zelf wat kweken. Op de zolder van z'n schuit was vast nog wel een plekkie.
De zondvloed kwam, de mensheid verzoop, het schip voer weg en de tabaksplantjes aan boord groeiden voorspoedig. Ze zagen er alleen wat typisch uit, heel anders dan Noach had verwacht. Maar vooruit, als 't maar brandde.
Na de oogst pafte Noach er lustig op los en merkte dat zijn communicatie met het opperwezen ineens een stuk relaxter verliep. Sterk spul trouwens! Hij besloot het 'Libanon' te noemen, naar de plaats waar de zaden vermoedelijk oorspronkelijk vandaan kwamen.

Terwijl Noach een jaar lang ronddobberde schreef hij het hele verhaal van de zondvloed op. Naar hedendaagse maatstaven was het hier en daar wat overtrokken, maar dat krijg je met dat geblow de hele tijd. In elk geval dankte hij god op z'n blote knieën dat hij iets had gehad om de tijd door te komen.
Toen de zondvloed eenmaal achter de rug was begon Noach een wijngaard, zoop zichzelf klem aan de oogst en trok in beschonken toestand midden in z'n tent z'n kleren uit. Zo werd de oude baas poedelnaakt aangetroffen door zijn zoon Cham, de stamvader van Kanaän. Zijn andere twee zonen Sem en Jafet hingen echter discreet een mantel om hun vader heen.
Eenmaal ontwaakt uit zijn roes hoorde Noach dat Cham hem gewoon voor lul in die tent had laten staan en vervloekte Kanaän. Alle nakomelingen van Cham hebben daar later nog behoorlijk last van gehad, zo staat in de bijbel.

Uit Noachs verhaal leren wij dus dat drank meer kapot maakt dan je lief is, maar dat rode Libanon zelfs een zondvloed overwint. Noach kon echter niet vermoeden dat vele duizenden jaren later een christelijke minister van justitie dat goedje nog eens te vuur en te zwaard zou bestrijden. Gelukkig heeft Noach niet meer hoeven meemaken dat er tegenwoordig een hoop politiecapaciteit wordt verspild aan de ontmanteling van illegale hennepkwekerijen. Uitgerekend in zo'n landje onder de zeespiegel, waar de kans op een zondvloed toch bijzonder groot geacht moet worden. En wijn mag ondertussen wél! We moeten dus niet gek kijken als we die Donner nog een keertje naakt in een tent vinden...