schrijven in het donker

Zaterdag 27 Maart 2004 in categorie Klein Proza

Naast mijn bed ligt het notitieboekje onder handbereik. Net als bij iedereen die schrijft. Immers, de beste invallen komen in de stilte en het duister van de nacht. Daarom moet dat idee, die zin of zelfs dat enkele woord direct worden genotuleerd, want bij zonsopkomst is de briljante brainwave bijna zeker weer verdwenen en daarmee een eventuele eerste aanzet tot eeuwige roem.

Het opschrijven van ideeën moet bij mij noodgedwongen in donker gebeuren. Het licht kan niet eventjes aan, anders komen er gegarandeerd protesten van de andere zijde van het ledikant. Mijn geliefde kan en wil tijdens haar dikverdiende nachtrust geen begrip opbrengen voor het algemeen cultureel belang. En ga nu niet heel bijdehand tegenwerpen dat ik dan gewoon een zaklampje moet gebruiken. Want geloof mij nu maar: er wordt dan al héél snel argwanend geïnformeerd wat ik daar allemaal onder die dekens uitspook.

De kunst van het schrijven in het donker heeft men niet na één enkel nachtje stug doorpennen in de vingers. Het leertraject zit vol voetangels, klemmen en valkuilen. Slechts geleidelijk verwerft men wat wordt aangeduid als 'Het Ware Nachtzicht'.
Zo ondervond ik dat ik zonder onderbreking moest doorschrijven om niet hopeloos te verdwalen op het papier. Bij denkpauzes dient de pen op de plaats rust te houden. Hij mag absoluut niet worden opgetild om er eventjes bedachtzaam aan te lurken. In het donker gokt een mens bij het bepalen van het zogenoemde hervattingspunt namelijk onvermijdelijk op de verkeerde coördinaten en ziet men het hele verhaal 's morgens in twaalf lagen door elkaar op één enkele regel staan.

Door deze frustrerende ervaring ging ik nadrukkelijk rekening houden met de leesbaarheid achteraf. Ik nam het zekere voor het onzekere en dit resulteerde in ruim gespatieerde woorden met twintig punts blokletters en regels met een interlinie van ongeveer anderhalve centimeter. Toch wel een geinig idee dat archeologen hierdoor over tweehonderd jaar mijn nachtelijke literaire escapades zullen toeschrijven aan een zesjarige met leerachterstand.

Een laatste verbeterpuntje was dat afkortingen absoluut vermeden dienden te worden. Blijkbaar ben ik 's nachts stukken optimistischer en overmoediger dan overdag. Daardoor leefde ik in de lichtzinnige veronderstelling dat ik een krabbelconstructie als 'de zenwsl peri vd prem' de volgende dag met gemak weer zou kunnen herleiden tot 'de zenuwslopende periode voor de première'. Dit is overigens het enige voorbeeld dat ik ooit heb kunnen ontcijferen, al weet ik nog steeds niet waar het überhaupt op sloeg.

Na deze moeizame leercurve was ik eindelijk zo ver dat ik mij met een gerust hart te bedde kon begeven in de gelukzalige zekerheid dat zelfs het vluchtigste idee, de lenigste zinswending of het meest geestige woord geen kans meer kreeg te ontsnappen in het nachtelijk duister.
Behalve die keer natuurlijk dat mijn vulpen leeg was. Bij het eerste ochtendlicht zag ik slechts wat vage krassen in 't papier. Krassen die jandorie een meesterwerk hadden moeten zijn!
Soms is het maar beter om gewoon door alle inspiratie heen te snurken.

verschenen in nieuwsbrief nr 150 van het literair tijdschrift OpSpraak


№ 27