het zachte trauma

Zaterdag 17 Januari 2004 in categorie Klein Proza

Ik kwam onlangs op het ijdele idee om eens mijn bakkebaarden te laten staan. Na een week moest ik constateren dat het groeiproces behoorlijk moeizaam vorderde. Een ander punt van zorg was dat de rechterkant sneller opkwam dan de linker.
Het zachte trauma van de puberteit kwam weer boven. Ook toen al wilde het maar slecht vlotten met de baardgroei. En dat in een periode dat je als jongen van je eigen lijf wel een moreel steuntje in de rug kon gebruiken. Deze uiterlijke kenmerken waren voor de buitenwereld het bewijs van een geslaagde overgang naar het man-zijn. Althans, zo voelde je dat. Vooral in de beginjaren van de middelbare school zou het een niet geringe opsteker zijn geweest wanneer ik alvast wat fiere beharing op mijn kaaklijn had kunnen etaleren. Immers, de status van jongetjes in die leeftijd wordt in niet geringe mate bepaald door de noodzaak tot scheren.

Steeds meedogenlozer manifesteerde zich in onze klas de tweedeling tussen de stoppelkinnen en de babyfaces. Met een door afgunst gevoed gevoel van afschuw constateerde ik hoe de baardgroei zich bij de beter bedeelde knapen steeds voorspoediger ontwikkelde. Bij mijn lotgenoten herkende ik de wanhoop in hun ogen.
In het bijzonder waren wij jaloers op Joop, een uit de kluiten gewassen bink die zich reeds op zestienjarige leeftijd de luxe van een heuse snor kon permitteren.
Wij zaten op een strenge en conservatieve school, waar men er je de toegang weigerde wanneer er iets aan de persoonlijke verzorging mankeerde. De directeur vond een snor op de lip van een zestienjarige onverzorgd. Joop moest naar huis om hem af te scheren. Het behoeft geen betoog dat vanaf dat moment zijn reputatie was gevestigd tot in het door ons overzienbare deel van de eeuwigheid.

Tot overmaat van ramp bleef de suprematie van de Joop op het gebied van haargroei niet beperkt tot het hoofd. Bij het douchen na de gymles liet Joop zich graag voorstaan op zijn riante bos schaamhaar. Zelfs de troost dat men door dit bos de boom niet meer zag werd ons niet gegund. Zijn leuter slingerde er met nonchalant gemak bovenuit. Joop staarde steevast laatdunkend naar onze kale papegaaiensnaveltjes, zoals hij het graag uitdrukte, die vervolgens vernederd verder slonken naar parkietensnaveltjesniveau. Het was verbluffend hoe snel wij ons konden aankleden. Daarvoor hebben wij toen nog menig compliment van de gymleraar in ontvangst mogen nemen.

Wanneer ik Joop nog eens tegenkom hoop ik dat hij kaal is. Van boven dan. Naar het overige ben ik niet nieuwsgierig. Dan is het eindelijk mijn beurt om te pronken met de mooie haardos die ik nog bezit. Met de baardgroei is het inmiddels ook wel redelijk goed gekomen. Op die luie bakkebaarden na.
Vanmorgen stond ik mij als altijd routineus onder de douche te scheren. Gewoon op gevoel. Mijn gedachten dwaalden af naar deze jeugdherinneringen. Zo kon het gebeuren dat het scheermes tijdens dit moment van onoplettendheid de prille tochtlatten om zeep hielp.
Zou er zoiets bestaan als 'Freudiaans scheren'?

verschenen in nieuwsbrief nr 140 van het literair tijdschrift OpSpraak

№ 17