de folders van de armoe

Zaterdag 13 December 2003 in categorie Klein Proza

De decembermaand draait weer op volle toeren en dus pakken de landelijke leveranciers van frutsels flink uit. U weet natuurlijk allemaal welke winkels ik daarmee bedoel, maar dat ga ik niet zeggen, want tegenwoordig heb je voor het minste of geringste een van de Moszkowiczen achter je aan.
Ik lees de kerstfolders en ben geschokt door de geestelijke armoede waartoe wij zijn vervallen. Ons worden de meest onzinnige snuisterijen gepresenteerd en blijkbaar zijn wij intellectueel dusdanig in de goot geraakt dat wij al die bric-à-brac nog willen bezitten óók!

Ik kan slechts één aanvaardbare reden bedenken om zo'n hebbedingetje aan te schaffen: pure pesterij. Wanneer ik een sociaal verplicht cadeautje nodig heb voor iemand waaraan ik een hekel heb, vind ik bij de frutselwinkels altijd wel iets van mijn gading. Het is het soort troep dat tot in lengte van jaren nutteloos in de weg blijft liggen. En ze kunnen het lekker niet weggooien 'omdat het immers een cadeautje was'. Bijvoorbeeld zo'n leuke dwarsfluit spelende engel op een bal. Van polystone, wat dat ook moge zijn. Hij is 37 centimeter hoog en daarmee een voldoende irritant obstakel.

Ik zie dan altijd meteen de arme mensen in ontwikkelingslanden voor me die deze onzin moeten produceren. Zij verdienen er een schamel loontje mee, maar hadden dat waarschijnlijk liever gedaan met het maken van iets nuttigs. Dik kans dat ze geen benul hebben van wat ze nu eigenlijk in elkaar zitten te flansen. Weten zij eigenlijk waartoe de 'potpourribrander ajour' dient? Of waar die zoetjesdispenser voor wordt gebruikt? Is de geinige 'taartschep met muziek' die Happy Birthday speelt een megahit in de sloppenwijken? Stinken zij des avonds na twaalf uur arbeid nog een uur in de wind naar de geurkaarsjes in blik?
U heeft wellicht inmiddels geen flauw idee meer waar ik het over heb. Niettemin zwerft er waarschijnlijk wel ergens stiekem een dergelijk kulproduct in uw huis rond. Ik bedoel: staat het kaarsentrappetje reeds in de vensterbank?

Ik fantaseer dat mijn reeds lang overleden grootmoeder naast mij zit. Zij wil een beetje worden bijgepraat over de ontwikkelingen op praktisch huishoudelijk gebied sinds haar verscheiden. Enthousiast vertel ik haar dat we nu Senseo hebben in plaats van pruttelkoffie. En een Tefal gourmet/raclette Ambiance ter afwisseling van het oliestelletje voor de sudderlapjes. Ik zie aan haar gezicht dat ik een draai om mijn oren riskeer.

Zijn wij nu niet in staat om eens met andere ogen naar onze zogenaamde verworvenheden te kijken? Laten we zeggen met de ogen van een pas gearriveerde asielzoeker uit een arm en ver land? Een bord, een pan, een beker en bestek zullen we probleemloos herkennen. Een strijkijzer ook nog wel. Maar zullen we dan afspreken dat we verder alles dat we niet direct kunnen thuisbrengen in de container kieperen? Volgens mij worden we daar niet eens zo héél veel ongelukkiger van...


verschenen in nieuwsbrief nr 135 van het literair tijdschrift OpSpraak

№ 12