het formaat van een koe

Zaterdag 08 November 2003 in categorie Klein Proza

Ik leun op het hek van het weiland en een koe staart mij afwachtend aan. Maar ik heb niets te snacken bij me voor haar en ik zeg brutaal: “Wat moet je? Wat sta je te kijken? Heb ik iets van je aan?”
Ik besef te laat mijn blunder en staar ietwat beschaamd naar mijn leren schoenen. De koe schudt de vliegen van haar kop over zoveel domheid. Mijn stadse gedrag heeft mij weer parten gespeeld: grote mond, altijd bijdehand, onnadenkend, superieur en daarom irritant. Dat moet ik toch eens afleren.

De stad maakt uit wat hip en trendy is, waarover gepraat wordt in dit land, wat kunst is en wat kitsch. Alles is er groter, hoger, langer en breder. Tussen de herrie en de vieze lucht haast men zich voort en doet men belangrijk. De stad is tegennatuurlijk, tegen de natuur van de mens en tegen de natuur van de natuur.

Het platteland zou de norm moeten zijn, niet de stad. Op het platteland passen alle maten nog bij die van onszelf en de geluiden nog bij elkaar. De kinderen schreeuwen er minder hard, de lucht is er lichter en het licht heeft er geen grauwe sluier.

In de middeleeuwen was je economische kostje gekocht wanneer je als gemeenschap stadsrechten kreeg. In de huidige tijd zouden daarentegen eens dorpsrechten moeten worden ingevoerd. Het lijkt me gezond voor een stad om die status na te streven. Dorpsrechten krijg je toegekend wanneer je de schaal weer wat verkleint, opdat de mensen weer beter in hun omgeving passen en zich niet overvleugeld voelen door torens van Babylon. Dorpsrechten betekenen ook dorpsplichten, zoals een dorpspomp op de Dam, de Coolsingel of het Binnenhof. Je moet je buren weer gaan helpen en de supermarkten moeten allemaal als SRV-man langs de deuren.

Ja, maar de stad biedt meer vermaak, hoor ik mijzelf al tegenwerpen. Daar bruist het leven, daar bloeit de cultuur, daar tiert de misdaad en dat is toch allemaal ook wel spannend! Bijna meewarig duwt de koe haar natte neus tegen mijn hand en kauwt haar kostje. In haar ogen lees ik: overdrijf niet zo! Op het platteland is men minsten net zo dronken op z'n tijd, schettert de fanfare en galmt het Christelijk Mannenkoor Concordia! En op het Ganzenbord zit je nog altijd prettiger in de put of in 't gevang dan in de Bijlmerbajes!

Ik schrik op uit mijn overpeinzingen, want de koe heft haar staart en gaat achteloos staan poepen. Ik kan haar geen ongelijk geven. Ik van mijn kant ga óók maar weer eens verder met de dagelijkse werkelijkheid...
verschenen in nieuwsbrief nr 130 van het literair tijdschrift OpSpraak

№ 07